Een van de belangrijkste manifestaties van neurologische aandoeningen bij pasgeborenen, zuigelingen en kleuters is een gestoorde ontwikkeling. Bij de geboorte is het zenuwstelsel immers nog niet volledig ontwikkeld en stoornissen van allerlei aard (ook intra-uterien al) kunnen die ontwikkeling vertragen, stopzetten of zelfs leiden tot het verlies van functies die al verworven waren. Dit geldt niet alleen voor de motorische, maar ook voor de cognitieve en emotionele ontwikkeling, al vallen de motorische afwijkingen vaak het eerste op. Deze zogenoemde psychomotorische ontwikkeling verloopt in een min of meer vast patroon (paragraaf
13.2) en kan in kaart gebracht worden door het vaststellen van de tijdstippen waarop een kind bepaalde vaardigheden of functies verworven heeft, de zogenoemde ontwikkelingsmijlpalen. Ook het op tijd ontstaan of het weer verdwijnen van specifieke reflexmatige motorische patronen maakt deel uit van die ontwikkeling (paragraaf
13.3). Een gedetailleerde anamnese gericht op deze mijlpalen en onderzoek naar deze motorische patronen kunnen belangrijke aanwijzingen geven voor pre-, peri- of postnataal ontstane hersenschade, voor een langzaam duidelijker wordende ontwikkelingsachterstand of voor een knik in de ontwikkeling door een acute, een subacute of een chronische aandoening.