Acute diarree is een zeer frequent voorkomend probleem, gekenmerkt door een kortdurend en in het algemeen goedaardig beloop. Complicaties doen zich nauwelijks voor, alleen dehydratie bij kwetsbare groepen (ouderen en kleine kinderen) kan een risico zijn. Diagnostiek heeft in het acute stadium zelden consequenties: tegen de tijd dat de verwekker bekend is, zijn de klachten weer over. Om volksgezondheidsredenen kan het soms wel zinvol zijn om de oorzaak al vroeg op te sporen.
Patiënten blijken zich vooral bij persisteren van de klachten, bij ernstig ziekzijn of bij bloed en/of slijm bij de ontlasting tot de arts te wenden. Is er sprake van een ernstig ziektebeeld met koorts, dan kan diagnostiek wel zinvol zijn: een feceskweek en parasitologisch onderzoek is dan aangewezen. De invloed op het beleid blijft echter meestal beperkt.
Bij chronische diarreeklachten, langer dan twee weken bestaand, kan aan de hand van de anamnese een aantal oorzaken worden uitgesloten. Vaak is echter aanvullend onderzoek noodzakelijk. Dat is vooral gericht op het uitsluiten van een inflammatoire oorzaak, van een lokaal proces of van veranderingen in de vlokstructuur van de darm. In veel gevallen wordt ook bij chronische diarree geen specifieke oorzaak gevonden.
Reizigersdiarree heeft meestal een infectieuze oorzaak. Het spectrum aan verwekkers is anders dan bij gewone acute diarree. Het beloop is meestal ook gunstig; tegen de tijd dat de vakantieganger terugkeert, is de diarree meestal weer over. Bij de 5% mensen met persisterende klachten wordt bij de helft een verwekker gevonden. Ook hier is de vraag hoe zinvol diagnostiek is, want behandeling heeft vaak weinig invloed op de prognose.