Met de klacht ‘duizeligheid’ kan een patiënt veel verschillende sensaties bedoelen. Gemeenschappelijk daarin is het gevoel het evenwicht te verliezen, maar dat betekent lang niet altijd dat het om een probleem gaat met het evenwichtsorgaan (labyrint). Het kan bijvoorbeeld ook gaan om een licht gevoel in het hoofd met de sensatie te zullen omvallen bij een plotselinge bloeddrukdaling, spontaan (bijna-flauwvallen, hartritmestoornis) of bij het opkomen uit liggende of zittende houding (orthostatische hypotensie), of zonder bloeddrukdaling bij angst met hyperventilatie, chronisch of kortdurend bij een paniekaanval. De onzekerheid kan ook in de benen zitten, door stoornissen van het gevoel of de coördinatie. Natuurlijk kan duizeligheid ook door aandoeningen van het labyrint veroorzaakt worden. Daarbij staan bewegingssensaties op de voorgrond, zoals de kortdurende hevige draaiduizelingen bij positieveranderingen die veroorzaakt worden door de vorming van kalkgruis in het labyrint (benigne paroxismale positieduizeligheid, BPPD). Of de langer durende draaisensaties bij de ziekte van Ménière. Ook aandoeningen van de n. vestibularis of van de vestibulariskernen in de hersenstam veroorzaken draaiduizeligheid, zoals bij een neuritis vestibularis of bij voorbijgaande ischemie van de hersenstam. Ook intoxicaties kunnen het evenwicht beïnvloeden, al dan niet met bewegingssensaties, met alcohol, sedativa en anti-epileptica als belangrijkste oorzaken.