Bij aan anesthesie gerelateerde ziektebeelden vormt anesthesie een primaire factor in het ontstaan. Het is goed om ze te onderscheiden van met anesthesie geassocieerde ziektebeelden, waarbij anesthesie een bijdrage levert aan het ontstaan van het ziektebeeld (bijvoorbeeld een perioperatief myocardinfarct, een postoperatieve pneumonie of postoperatief delier). Bij aan anesthesie gerelateerde ziektebeelden is vaak een genetische verandering in de patiënt verantwoordelijk voor een duidelijk afwijkend effect van geneesmiddelen, wat ze tot farmacogenetische aandoeningen maakt. Weten hoe iemands DNA de werking en het metabolisme van geneesmiddelen beïnvloedt via genotypering, maakt een betere afstemming op de individuele patiënt mogelijk qua effectiviteit (outcome) en metabolisme (safety). Maligne hyperthermie en plasmacholinesterasedeficiëntie zijn heel duidelijk terug te voeren op genetische veranderingen in respectievelijk het RYR1-gen en het BCHE-gen. Het centraal anticholinerg syndroom en het propofolinfusiesyndroom zijn multifactorieel, maar genetische veranderingen spelen hierbij ongetwijfeld een belangrijke rol.