Uit epidemiologisch onderzoek weten we dat angststoornissen tot de meest voorkomende psychische stoornissen bij kinderen en jeugdigen behoren (Fergusson, Horwood, & Lynskey, 1993; Mesman & Koot, 2001; Verhulst, Van der Ende, Ferdinand, & Kasius, 1997; zie voor een recent overzicht van prevalentiegegevens ook Klein & Pine, 2002). Het is bijzonder dat de wetenschappelijke belangstelling voor deze stoornissen tot ongeveer 1990 minimaal was. In het afgelopen decennium hebben we een grote toename in de belangstelling gezien. Het resultaat is een duidelijke groei in kennis over de aard, prevalentie, beloop en behandelbaarheid en het beschikbaar komen van een beter onderzocht instrumentarium voor de vaststelling van angststoornissen bij kinderen en jeugdigen. De toegenomen aandacht wordt weerspiegeld in het aantal wetenschappelijke publicaties over het onderwerp. Zo nam het aantal Engelstalige publicaties over gerandomiseerde onderzoeken naar effecten van psychotherapie en farmacotherapie voor angststoornissen bij kinderen van zes tot twaalf jaar toe van 1 gepubliceerd paper tot 1990, naar 11 in de periode 1991-1995 en 29 van 1996 tot nu. Ook verscheen voor het eerst sinds zes jaar weer een internationaal geredigeerd boek over angststoornissen bij kinderen en adolescenten (Silverman & Treffers, 2001) en staat er alweer een nieuw boek op stapel (Ollendick & March, in druk). In Nederland en Vlaanderen is eveneens een toenemende activiteit waar te nemen.