Buijs SC, Avenarius W, Boeke AJP, Van Bergen JEAM. Bedgeheimen en urineweginfecties. Huisarts Wet 2015;58(11):570-3.
Achtergrond
De huidige NHG-Standaard Urineweginfecties adviseert om bij vrouwen met mictieklachten te vragen naar het soa-risico. Onduidelijk is hoe de huisarts dit advies in de praktijk moet opvolgen en wat de opbrengst ervan is.
Een praktische verkenning van de uitvoering van de NHG-Standaard Urineweginfecties rond het navragen van het soa-risico bij vrouwen met een mogelijke urineweginfectie. We beschrijven wat het vragen naar het soa-risico oplevert aan bewezen infecties.
Methode
Het betreft een oriënterende pilot aan de hand van gestructureerde interviews met huisartsen en doktersassistentes in zeven huisartsenpraktijken. Daarnaast beschrijven we de opbrengst bij vrouwen die positief scoorden op soa-risico in de schriftelijke vragenlijst die één groepspraktijk gedurende anderhalf jaar heeft toegepast bij vrouwen met mictieklachten.
Resultaten
Meestal handelt de praktijkassistente verzoeken af voor urineonderzoek in verband met een mogelijke urineweginfectie. Het is lastig om de patiënte aan de balie naar het soa-risico te vragen. Vijf van de zeven praktijken werken met een schriftelijke vragenlijst waarin een vraag over soa-risico is opgenomen. Van 170 vrouwen met een mogelijke urineweginfectie gaven er in de vragenlijst 24 aan een verhoogd soa-risico te hebben. De helft hiervan kwam niet op het geadviseerde consult bij de huisarts. Elf vrouwen werden getest, van wie twee positief voor Chlamydia trachomatis.
Conclusie
Er is sprake van een praktijkvariatie in het navragen van soa-risico bij vrouwen met een mogelijke urineweginfectie. Om de volgende twee redenen zal verder onderzoek moeten volgen. Ten eerste is het de vraag of het informeren naar soa-risico bij vrouwen met mictieklachten effectief bijdraagt aan het diagnosticeren van soa. Als dat zo blijkt te zijn, zullen we moeten nagaan hoe huisartsen dit zo doeltreffend mogelijk kunnen implementeren.