Van Os TWDP, Van den Brink RHS, Van der Meer K, Ormel J. Behandeling van depressie in de huisartspraktijk. De dokter als medicijn. Huisarts Wet 2005;48(3):95-101.
Achtergrond Hoewel goede arts-patiëntcommunicatie geassocieerd is met positieve patiëntuitkomsten, zien we hiervan weinig terug in de NHG-Standaard Depressieve stoornis. In dit onderzoek wordt het effect op patiëntuitkomsten onderzocht van de technische aspecten van de behandeling van depressie, communicatieve vaardigheden van de huisarts en hun interactie.
Methode Een cohortonderzoek van 348 huisartspatiënten met een depressie volgens de ICD-10 met een follow-upduur van 3 en 12 maanden. We onderzochten de associatie van patiëntuitkomsten met zowel de depressietechnische aspecten van de behandeling als de communicatieve vaardigheid van de huisarts. Patiëntuitkomsten bestonden uit verandering vanaf het indexconsult in symptomen, beperkingen en aantal ziektedagen en duur van de depressie-episode.
Resultaten: In overeenstemming met de richtlijnen vonden we enkele hoofdeffecten van de depressietechnische aspecten van de behandeling, met name op symptomen, maar deze effecten waren klein. Een matig effect werd gevonden voor de behandeling met een sedativum, die geassocieerd was met slechtere patiëntuitkomsten bij de follow-up na 12 maanden. Een accurate huisartsdiagnose en adequate behandeling met een antidepressivum waren geassocieerd met betere patiëntuitkomsten, echter alleen wanneer deze depressietechnische behandeling werd gegeven door een communicatief vaardige huisarts. In tegenstelling tot de hoofdeffecten werden deze interactie-effecten gevonden op beperkingen en aantal ziektedagen.
Conclusie Noch depressietechnische interventies noch goede communicatieve vaardigheden lijken voldoende voor een optimale verbetering van de depressieve patiënt. Alleen de combinatie resulteert in een effectieve behandeling.