Het klassieke beeld van veroudering is dat het aantal zenuwcellen in de hersenschors tot de helft afneemt en dat de zenuwceluitlopers van de overgebleven zenuwcellen grotendeels wegvallen startend vanaf ongeveer het zestigste levensjaar. In de laatste decennia is met behulp van histologisch onderzoek echter aangetoond dat het aantal zenuwcellen in de menselijke hersenschors slechts in geringe mate afneemt en dat de zenuwceluitlopers grotendeels intact blijven. Ook recent imaging (hersenscan)-onderzoek laat zien dat het beeld nu wijzigt ten aanzien van veranderingen in de hersenen bij veroudering: de afname van de hersenstructuren blijkt bij normale veroudering veel minder dan aanvankelijk werd gedacht. Dit artikel beschrijft nieuwe inzichten en klinische implicaties voortkomend uit onderzoek naar het oudere brein. Het geeft een overzicht van veranderingen in de structuur en functie van de hersenen en de samenhang met cognitieve veroudering.