Huijbregts KM, de Jong FJ, Van Marwijk HWJ, Beekman ATF, Hakkaart-Roijen L, Van der Feltz-Cornelis CM. Collaborative care voor depressieve patiënten. Huisarts Wet 2013;56(5):210-3.
Achtergrond
Van alle patiënten bij wie een depressie wordt vaststeld, krijgt de meerderheid een behandeling in de eerste lijn. Lang niet al deze patiënten krijgen zorg conform de NHG-Standaard. Mogelijk speelt hierbij mee dat huisartsen te weinig tijd beschikbaar hebben om regie te voeren bij deze patiënten, die met complexe psychosociale problemen te kampen hebben. Zogeheten competing demands (deze patiënten komen zelden alleen met een depressie) kunnen hierbij ook een rol spelen. Het collaborative care-model kan een oplossing bieden, aangezien de huisarts hierbij ondersteuning krijgt van een caremanager in de eerste lijn, die bepaalde aspecten van de zorg overneemt, zoals monitoring en kortdurende gespreksbehandeling, Problem Solving Treatment (PST). Ook is een consulent psychiater gemakkelijk beschikbaar voor overleg en kunnen de caremanager en de huisarts gebruikmaken van een web-based patiëntvolgsysteem, dat advies geeft over de te volgen stappen.
Methode
In een clustergerandomiseerde trial vergeleken we collaborative care met de gebruikelijke Nederlandse huisartsenzorg. We randomiseerden 18 gezondheidscentra. Honderdvijftig patiënten kwamen in aanmerking voor deelname na screening met de PHQ-9 (een vragenlijst die op basis van de 9 DSM-IV-criteria voor depressie een ernstscore tussen de 0 en 27 genereert), dan wel na aanmelding door de deelnemende huisartsen. De huisartsen meldden 56 patiënten aan, allen op een na in de collaborative care-groep. Vijfenveertig patiënten kregen collaborative care na identificatie door screening en 49 patiënten kregen gebruikelijke zorg (allen behalve één na screening). De primaire uitkomstmaat was behandelrespons (een afname van 50% op de PHQ-9-score tussen baseline en een vervolgmeting).
Resultaten
Collaborative care bleek effectiever dan de gebruikelijke zorg na 3 (oddsratio 5,2 (95%-BI 1,41-16,09), number needed to treat 2) en 9 maanden (oddsratio 5,6 (95%-BI 1,40-22,58), number needed to treat 3).
Conclusie
Collaborative care bleek zowel in de aangemelde als in de gescreende groep effectiever dan de gebruikelijke zorg. De lage numbers needed to treat getuigen hiervan. Een beperking van het onderzoek was wel het relatief hoge percentage patiënten (36,5%) dat een of meer van de vragenlijsten niet terugstuurde. Ook screening voor depressie per post bleek lastig, waardoor de inclusie aanvankelijk traag verliep. Aanmelding via de huisarts bleek aanmerkelijk succesvoller. De huisartsen bleken in staat om een groep patiënten te identificeren die veel baat had bij de interventie. Implementatie van collaborative care in de Nederlandse eerste lijn lijkt al met al zeker de moeite waard.