De diagnostiek van anemie in de huisartsenpraktijk is mooi verwoord in de huidige nhg-standaard. In het algemeen dient naast een goede anamnese en lichamelijk onderzoek het ras, het geslacht en de leeftijd meegenomen te worden in de differentiële diagnose. Een mcv-bepaling blijft een goede ingang om de diverse groepen (micro-, normo- en macrocytair) met de bijbehorende onderliggende pathologie te onderscheiden. Vanuit dat gegeven kan men, met behulp van bepalingen van bse, reticulocytenindex, ferritine en/of vitamine B12 en foliumzuur, de meeste vormen van anemie op het spoor komen. Ook een bepaling van de nierfunctie en het tsh is binnen de huisartsenpraktijk goed mogelijk. Komt men er dan toch niet uit en men is niet vertrouwd met interpretatie van een bloeduitstrijk, dan zal de patiënt verwezen moeten worden naar een internist met hematologische belangstelling.