Lucassen WAM, Erkens PMG, Geersing GJ. Diagnostiek van longembolie. Huisarts Wet 2013;56(6):264-8.
Wanneer de huisarts bij een patiënt longembolie vermoedt, kan hij eigenlijk niets anders doen dan verwijzen naar de tweede lijn. Dit is vaak nogal onbevredigend, omdat uiteindelijk slechts 10- 20% van de verwezen patiënten de diagnose longembolie krijgt. In de tweede lijn bleek het mogelijk om longembolie veilig uit te sluiten met behulp van de Wells-beslisregel en een D-dimeertest. Daarom voerden we een prospectief onderzoek uit om eenzelfde strategie te valideren voor de eerste lijn (AMUSE-2). Huisartsen in heel Nederland includeerden 598 patiënten bij wie zij een longembolie vermoedden. De huisartsen pasten de Wells-beslisregel toe en voerden een point of care D-dimeertest uit. Alle patiënten kregen vervolgens volgens protocol een verwijzing naar de tweede lijn. Bij 73 patiënten (prevalentie 12,2%) stelde men de diagnose longembolie. Bij 272 van de 598 patiënten (45%) was er sprake van een negatieve Wells-beslisregel (score ≤ 4) en een negatieve kwalitatieve D-dimeertest. Slecht 4 van de 272 patiënten kregen de diagnose longembolie (failure rate 1,5%; 95%-BI 0,4-3,7%), hetgeen niet verschilde van een negatieve CT-scan. De conclusie is dat de huisarts longembolie veilig kan uitsluiten aan de hand van de Wells-beslisregel en een kwalitatieve D-dimeertest.