In een vorig artikel (‘Posterieur restaureren; is composiet wel zo'n verstandige keuze?’ - TP nr. 8) werd benadrukt dat aan kunstharscomposiet een aantal ernstige bezwaren kleven, waardoor routinematig gebruik niet vanzelfsprekend is. Vooral de toxiciteit en het daaruit voortvloeiende vitaliteitverlies van de pulpa vormen een reden tot zorg. In tegenstelling tot het ogenschijnlijke gemak waarmee kunstharscomposietrestauraties geplaatst kunnen worden en duurzaam heten te zijn, golden restauraties in glasionomeer en glascarbomer (verder glasbasisrestauraties genoemd) als tandartsonvriendelijk en zouden maximaal als semi-permanent kunnen functioneren. De biocompatibiliteit was weliswaar onverdacht, maar vooral de vroege slijtage, beperkte sterkte en premature oplosbaarheid onder het contactpunt waren reden tot zorg. Met behulp van gemodificeerde materialen op glasbasis en nieuwe technieken is het echter thans wel mogelijk om een duurzame en biocompatibele restauratie te vervaardigen met een maximaal behoud van tandweefsel.