Ons drieluik over één jaar Wmo wordt afgesloten met een aantal reacties van lezers van de voorgaande twee Spectrums over dit onderwerp.1,2 De nieuwe directeur van de Nederlandse Public Health Federatie, een medewerker van de Federatie Opvang, een gemeente-ambtenaar, een adviseur tevens gemeenteraadslid, een onderzoeker van gemeentelijke regievormen en een betrokken ambtenaar van het Ministerie van VWS klommen in de pen. Ook uit deze reacties komt een positieve grondhouding naar voren. De brede Wmo biedt ruime kansen voor preventie en verbinding met andere maatschappelijke sectoren, zorg en welzijn zijn prominent op de politieke agenda verschenen, de cliëntparticipatie in gemeenten is sterk toegenomen en er zijn meerdere gemeenten die als smaakmaker fungeren. De kritische kanttekeningen zijn onder andere dat de negatieve publiciteit rond de huishoudelijke hulp de bredere werkzaamheid van de wet bedreigt, de wettelijke positionering van de Centra voor Jeugd en Gezin niet goed dreigt te gaan en er nog te weinig oog is voor de positie en inbreng van cliënten zoals dak- en thuislozen, die niet aan het beeld van de mondige en krachtige burger kunnen voldoen.