Een jongeman, 26 jaar, komt bij de huisarts met keelklachten en zweetaanvallen zonder koorts. Inspectie van mond- en keelholte laat rode tonsillen zien en aan beide zijden zijn cervicaal enkele klieren palpabel. De huisarts stelt expectatief beleid voor en vraagt de patiënt terug te komen indien de klachten niet over gaan. Een week later meldt hij zich op de huisartsenpost omdat hij sinds vijf dagen ook koorts heeft en eigenlijk alleen maar zieker wordt. Er wordt gestart met een kuur feneticilline. Ruim een week later komt hij terug bij zijn eigen huisarts met opnieuw, na de kuur antibiotica, koorts en keelklachten. Ditmaal ziet de huisarts bij het onderzoek een pijnlijke pingpongbalgrote, niet-fluctuerende zwelling hoog cervicaal links. De huisarts denkt aan een geïnfecteerde lymfeklier en laat bloedonderzoek doen. Dit laat een beeld passend bij een bacteriële infectie zien [tabel
1] waarop de huisarts besluit te behandelen met amoxicilline/clavulaanzuur. Enkele dagen later meldt de jongen zich op de huisartsenpost met een enorm pijnlijke nek en slikklachten. Omdat op dat moment alarmsymptomen ontbreken wordt hij met instructies naar huis gestuurd. Een week later verschijnt de jongen weer op het spreekuur omdat hij hoofd- en nekpijn blijft houden en tevens koorts heeft. Inmiddels is uit serologie een recente EBVinfectie naar voren gekomen [tabel
2] en onder de waarschijnlijkheidsdiagnose spanningshoofdpijn bij Pfeiffer adviseert de huisarts hem pijnstillers, rust en nekoefeningen. Ruim een week later meldt hij zich opnieuw. Hij voelt zich helemaal niet lekker, heeft weer koorts gehad, is duizelig, heeft eenmalig overgegeven en slaapt al dagen niet door de pijn in zijn nek. Hij kan zijn nek ook nauwelijks bewegen. Bij onderzoek bedraagt zijn lichaamstemperatuur 36,7 graden Celsius, zijn bloeddruk 80/50 mmHg en zijn hartfrequentie is 108/min. Inspectie van mond- en keelholte laat geen afwijkingen zien. Onder de diagnose ‘septische shock’ wordt de patiënt met spoed naar het ziekenhuis gestuurd. …