Het begrip empathie houdt het vermogen in om in de schoenen van een ander te gaan staan, om de gevoelens, wensen, ideeën en handelingen van een ander te herkennen en te begrijpen en daar met de juiste emotie op te reageren. Dit vermogen hangt af van zowel individuele als sociale factoren, welke empathie kunnen versterken, verminderen of tenietdoen. Empathie verbindt mensen, maar kan ook eroderen en tot tweespalt leiden. Die tweezijdigheid is een evolutionair gegeven. Bij een hulpverlener die voortdurend blootstaat aan het leed van anderen kan de erosie tot burn-out leiden. Op het maatschappelijke vlak leidt de tweezijdigheid maar al te gemakkelijk tot bevoordeling van de ingroup en tot uitsluiting en vernedering van de outgroup, met als dieptepunt totale ontmenselijking en massamoord.
Empathie is een complexe executieve functie die flexibiliteit, inspanning en creativiteit vergt en gebaseerd is op een samenwerkingsverband van twee relatief zelfstandige netwerken. Het ene netwerk behartigt de cognitieve en het ander de affectieve kant. Onder pathologische omstandigheden kan het empathisch vermogen fragmenteren. Psychopathie en autisme tonen aan dat fragmentatie zich geheel verschillend en ook specifiek kan voltrekken. Het (pre)frontale syndroom is een voorbeeld van een algeheel verlies van empathie.