Van Doorn AL, Kirschner K, Bouma M, Burgers JS, Braspenning JCC, Grol RPTM. Evaluatie van het onderdeel medisch handelen van de accreditering. Vier klinimetrische criteria. Huisarts Wet 2010;53(3):141-6.
Doel
Het beschrijven van de validiteit en betrouwbaarheid van het onderdeel medisch handelen van het Visitatie Instrument Accreditatie (VIA).
Methode
Een observationeel onderzoek op basis van gegevens uit het medisch dossier van 82 praktijken.
Resultaten
De scores op de 7 onderwerpen met betrekking tot chronische aandoeningen, preventieactiviteiten en het antibioticabeleid vertoonden onderling weinig samenhang, waardoor we een redelijk breed beeld kunnen schetsen van het medisch handelen. De scores hadden per onderwerp voldoende samenhang, zodat we ze als 1 concept kunnen beschouwen. Voor het verkrijgen van een betrouwbare indicatorscore zijn gegevens van ten minste 96 patiënten nodig, bij een foutenmarge van 10%. Indien we een steekproef van 40 patiënten nemen, moeten we een foutenmarge van 15% accepteren. Voor het verkrijgen van een betrouwbare benchmark bleken 233 patiëntenpopulaties (c.q. praktijken) nodig te zijn, bij een foutenmarge van 5%.
Conclusie
Het onderdeel medisch handelen uit het VIA is geschikt om inzicht te krijgen in het eigen handelen in vergelijking met een landelijke benchmark, mits men rekening houdt met een redelijke foutenmarge. Voor het afleggen van verantwoording of het gebruik in een ‘pay-for-performance‘-programma willen we de foutenmarge verkleinen. Een steekproef van patiënten volstaat dan niet. We zullen telkens moeten zoeken naar een balans tussen haalbaarheid en rechtvaardigheid.