Evalueren wil zeggen terugkijken en een waarde-oordeel uitspreken over het voorafgaande. Vanwege dat ‘terug’ en ‘voorafgaande’ wordt de evaluatiefase de zesde en laatste fase genoemd. Wat het methodisch verplegen als probleemoplossend denkproces betreft, is dit ook wel juist. Immers, afzonderlijke diagnoses moeten eerst vastgesteld zijn en doelgerichte interventies gepland en uitgevoerd, voordat nagegaan en beoordeeld kan worden wat de effecten daarvan zijn. Toch staat in het model van het methodisch verplegen evaluatie niet onder de vijf andere fasen, maar ernaast. Dat heeft twee redenen.
Ten eerste omdat evaluatie voortdurend plaatsvindt. Verpleegkundige diagnoses (met bijbehorende resultaten en interventies) worden niet alleen en niet allemaal tegelijk in de beginsituatie vastgesteld. Terwijl aan de eerste problemen gewerkt wordt en dat proces ook wordt geëvalueerd, kunnen er weer nieuwe problemen ontstaan, bijvoorbeeld door medische onderzoeken en/of behandelingen die consequenties hebben voor de zelfzorg van de verpleegde. In het model van het methodisch verplegen zijn de fasen weliswaar onderscheiden en afzonderlijk benoemd ter wille van de duidelijkheid, maar je dient je goed te realiseren dat deze fasen voor verschillende problemen tegelijk en door elkaar kunnen gelden. Zo komt het dat in het bijzonder observatie, informatie vragen, registratie en rapportage tegelijkertijd plaats kunnen vinden met als functies het verzamelen van gegevens (fase 1) voor diagnose X, en de evaluatie (fase 6) van diagnose Y.
De tweede reden waarom in het model evaluatie naast andere fasen staat, is dat evaluatie gericht is op al die andere fasen. Er wordt een waarde-oordeel uitgesproken over iedere ‘voorafgaande’ fase.