Van Weert HCPM, Peters RJG. Hartkloppingen. Huisarts Wet 2003;46(13):773-8.
Hartkloppingen komen vaak voor, maar lang niet iedereen gaat ervoor naar de dokter. Veel mensen beschouwen het waarnemen van de hartslag als normaal. De relatie tussen het ervaren van hartkloppingen en het bestaan van een objectieve ritmestoornis is niet duidelijk.
Bij bijna de helft van de spreekuurbezoekers met hartkloppingen bestaat er geen aandoening van het hart, maar is er een psychische of psychiatrische verklaring voor hun klachten. Deze diagnose dient op positieve gronden te worden gesteld.
Met behulp van anamnese en lichamelijk onderzoek kunnen boezemfibrilleren en extrasystolie met grote waarschijnlijkheid worden vastgesteld. Als deze toch geen uitsluitsel geven, is een ECGregistratie tijdens een aanval vaak noodzakelijk om tot een definitieve diagnose te komen, met name bij aanvalsgewijze klachten. Daarvoor zijn effectieve ambulante methoden beschikbaar.
Als het om ritme- of geleidingsstoornissen gaat, komen supraventriculaire tachycardieën het meest voor. Al of niet paroxismaal boezemfibrilleren is daarvan de belangrijkste. Ventriculaire ritmestoornissen komen voornamelijk voor bij structurele hartziekte.
Begeleidende klachten kunnen wijzen op klinisch relevante ritmestoornissen.
Ongeveer 10% van de patiënten die met hartkloppingen bij de huisarts komen, heeft een extracardiale somatische aandoening. Het gaat dan meestal om anemie, schildklierafwijkingen en bijwerkingen van medicatie.