Verzantvoort NCM, Biesaart MCIH. Het beroepsgeheim van de huisarts. Huisarts Wet 2015;58(3):122-5.
Achtergrond
Wij zochten een antwoord op de vraag welke normen we kunnen destilleren uit de uitspraken van de Regionale Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg (RTG’s) en het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG) over tuchtzaken die het beroepsgeheim van de huisarts betreffen.
Methode
We zochten naar jurisprudentie over het beroepsgeheim van huisartsen in de periode januari 2012 tot en met januari 2014. We analyseerden de uitspraken en deelden deze in categorieën in.
Resultaten
We hebben 35 relevante einduitspraken gevonden. De meeste klachten hebben betrekking op situaties met kinderen (n = 13; 37,1%), in het bijzonder in situaties van (een vermoeden van) kindermishandeling (n = 10; 28,6%). Twee andere relatief veelvoorkomende categorieën zijn het beroepsgeheim met betrekking tot familieleden (n = 9; 25,7%) en het beroepsgeheim ten opzichte van andere hulpverleners (n = 7; 20,0%). Bij twee tuchtzaken komen de gevonden normen niet overeen met het juridisch kader. Aangeklaagde huisartsen gaan naar het oordeel van de rechter nogal eens de fout in door het verstrekken van niet-feitelijke informatie aan de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) of het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), door geen poging te ondernemen om toestemming te verkrijgen van ouders voor informatieverstrekking aan de RvdK of het AMK, of door ten onrechte een beroep te doen op het conflict van plichten. Ook doen aangeklaagde huisartsen relatief vaak ten onrechte mededelingen aan familieleden van de patiënt en nemen ze ten opzichte van hen het beroepsgeheim niet in acht.
Conclusie
Uit de 35 onderzochte tuchtzaken komen vele normen naar voren, die vrijwel allemaal terug te voeren zijn op de wetgeving en terug te vinden zijn in de KNMG-richtlijnen en literatuur. Twee rechtszaken vormen hierop een uitzondering. Desalniettemin vormen de KNMG-richtlijnen de gouden standaard voor het beroepsgeheim. Het is huisartsen aan te raden deze te kennen en na te leven. Daarnaast raden we aan deze richtlijnen op te nemen in het onderwijs in het medisch curriculum en in het onderwijs aan huisartsen-in-opleiding.