Bongers FJM, Schellevis FG, Van den Bosch WJHM, Van der Zee J. Het carpaletunnelsyndroom: incidentie en de rol van beroepsfactoren: gegevens uit de huisartsenpraktijk over 1987 en 2001. Huisarts Wet 2007;50(11):526-9.
Doel De incidentie van het carpaletunnelsyndroom (CTS) in 1987 en 2001 te vergelijken en de relatie te bestuderen tussen de aard van het beroep en CTS.
Methode De gegevens zijn afkomstig uit de eerste en tweede National Studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartsenpraktijk (NS1 en NS2). Aan de NS1 (1987) werkten 103 praktijken mee met 355.201 patiënten, aan de NS2 (2001) werkten 96 praktijken mee met 364.998 patiënten.
Resultaten De incidentie van CTS was in 1987 1,3 per 1000 (95%-BI 1-1,5) en in 2001 1,8 per 1000 (95%-BI 1,7-2,0). Bij vrouwen was de incidentie in beide jaren driemaal zo hoog als bij mannen. De hoogste incidentie deed zich voor in de leeftijd van 45 tot 64 jaar. In de meeste leeftijdsgroepen was de incidentie hoger in 2001 dan in 1987, maar deze verschillen waren niet statistisch significant. Het risico om CTS te krijgen was voor vrouwen in ongeschoolde beroepen anderhalf keer zo groot als voor vrouwen in geschoolde beroepen, bij mannen vonden we geen relatie tussen beroep en de incidentie van CTS.
Conclusie Hoewel de incidentie in 2001 anderhalf keer zo hoog was als in 1987, waren de verschillen tussen 2001 en 1987 uitgesplitst naar leeftijd en geslacht niet significant. Bij vrouwen hing de incidentie samen met de aard van het beroep, bij mannen niet.