Š
Rutten FH, Heddema WS, Daggelders GJ, Hoes AW. Het laatste jaar van patiënten met hartfalen. Huisarts Wet 2013;56(1):18-21.
Doel
Onderzoek naar het beleid bij patiënten met hartfalen in hun laatste levensjaar.
Methode
Wij voerden een retrospectief dossieronderzoek uit in 23 Nederlandse huisartsenpraktijken. Aan de hand van elektronische medische dossiers van 399 patiënten met de diagnose hartfalen die overleden tussen 2001 en 2007 brachten wij de behandeling en zorg in het laatste levensjaar in beeld.
Resultaten
De gemiddelde leeftijd bij overlijden was 82,3 jaar (SD 8,8), de gemiddelde tijd tussen diagnose en overlijden was 48 maanden (van 3 tot 285 maanden). Van de onderzochte populatie overleed 33,3% thuis, 32,6% in een ziekenhuis, 22,6% in een verzorgingshuis en 11,5% in een verpleeghuis of hospice. De doodsoorzaak was bij 27,8% plotse hartdood, bij 23,1% progressief hartfalen en bij 49,1% niet-cardiaal. In het laatste levensjaar bezochten de patiënten gemiddeld 0,4 maal een cardiologische polikliniek en legde de huisarts gemiddeld 12,1 bezoeken af (van 0 tot 53). Tegen het einde van het leven kreeg 35% van de patiënten opiaten toegediend, 7% haloperidol, en 5% diuretica intraveneus.
Conclusie
Een minderheid van de patiënten met vergevorderd hartfalen maakt een duidelijke terminale fase door. De meerderheid overlijdt eerder met dan door hartfalen. In het laatste levensjaar levert de huisarts meer medische zorg dan de cardioloog.