In de Nederlandse gezondheidszorg neemt de eerstelijns verloskundige sinds jaar en dag een bijzondere positie in. In 1865 zijn de bevoegdheden bij wet vastgelegd en bestaat het domein uit werkzaamheden rondom het normale aspect van zwangerschap, baring en kraambed.
1
De verloskundige speelt een essentiële rol in de begeleiding en risicoselectie van zwangeren. Toch heeft deze unieke positie altijd tot discussie geleid,
2
vooral omdat ‘normale zwangerschap en baring’ geen stabiel begrip is. Wat ‘normaal’ was anno 1865, is al lang niet meer ‘normaal’ in 2012.
Ook de huidige berichtgeving rondom perinatale sterfte in Nederland in vergelijking met andere Europese landen laat de rol van de eerstelijns verloskundige niet ongemoeid. En dat kan goed zijn! In het streven naar optimalisering van de verloskundige zorg is herbezinning op alle fronten op zijn plaats.
Dit betekent niet dat we het kind met het badwater moeten weggooien. Bij het opleiden van de ‘verloskundige van de toekomst’ is het vinden van een goede balans tussen wat we altijd al deden, wat keer op keer waardevol is gebleken en de nieuwe ontwikkelingen op het gebied van organisatie van zorg, preventie en screening, noodzakelijk. Welke ‘oude’ competenties verdienen een herwaardering en een prominentere plek binnen de opleidingen en welke ‘nieuwe’ zijn in de toekomst onontbeerlijk?