Kroon FP. Hiv anno 2017: vroege diagnostiek, vroege behandeling. Huisarts Wet 2017;60(1):42-6.
Sinds 1996 is de mortaliteit en morbiditeit van hiv-geïnfecteerden drastisch gedaald door grote verbeteringen in de medicatie. De therapie, met een combinatie van antiretrovirale middelen (cART), heeft relatief weinig bijwerkingen en hoeft slechts eenmaal daags te worden ingenomen. Dat bevordert de therapietrouw, die erg belangrijk is om de ziekte tegen te gaan en verdere transmissie te voorkomen. Goed ingestelde patiënten hebben een vrijwel normale levensverwachting. Dat betekent dat steeds meer hiv-geïnfecteerden met leeftijdgerelateerde comorbiditeit naar de huisarts zullen gaan.
Hoe vroeger de antiretrovirale behandeling start, des te geringer zijn de morbiditeit en mortaliteit van de hiv-infectie. Ook patiënten met een goed functionerende afweer en voldoende CD4+-T-lymfocyten hebben baat bij een snelle start; zij worden dan bovendien veel minder besmettelijk voor eventuele sekspartners. Het is dus buitengewoon belangrijk, zowel voor de patiënt zelf als voor het beteugelen van de hiv-epidemie, dat een hiv-infectie zo vroeg mogelijk herkend wordt, zodat meteen met de behandeling kan worden begonnen.
In Nederland wordt een aanzienlijk deel van de volwassen hiv-geïnfecteerden nog niet adequaat behandeld, vaak omdat de infectie niet herkend wordt. Huisartsen zouden daarom minder terughoudend moeten zijn met het aanbieden van hiv-tests. Diverse goed herkenbare, vroege symptomen zouden een indicatie moeten zijn voor het laagdrempelig aanbieden van een hiv-test.