In dit onderzoek worden beschrijvende cijfers gepresenteerd over de prevalentie van homonegativiteit onder middelbare scholieren. We baseren ons in dit onderzoek op cijfers uit de E-MOVO monitor. Deze vierjaarlijkse monitor van de GGD’en in Oost-Nederland, in samenwerking met het onderwijs, bevraagt middelbare scholieren in klas 2 en 4 over diverse gezondheidsthema’s. Vragen over de houding ten aanzien van homoseksualiteit hebben zich geëvolueerd van algemene vragen (wave 2003) naar vragen over sociale afstand (wave 2007) en vragen over zichtbaar homoseksueel gedrag (wave 2011). We splitsen onze cijfers uit voor diverse groepen jongeren. Duidelijk wordt dat homonegativiteit onder jongeren met een niet-westerse etniciteit, jongens en lager opgeleiden (VMBO) procentueel het hoogst ligt. Uit onze analyses blijkt verder dat het percentage homonegatieve leerlingen over de tijd is afgenomen. Echter, omdat we kijken naar verschillende dimensies van homonegativiteit (algemeen, sociale afstand, zichtbaar gedrag) wordt zichtbaar dat onder de oppervlakte een duidelijk negatieve onderstroom aanwezig is.