Voor mensen van 55 jaar of ouder geldt dat een op de vier in de toekomst atriumfibrilleren zal ontwikkelen.
1Een van de grootste risico’s van deze aandoening is het krijgen van een ischemisch cerebrovasculair accident (verder beroerte genoemd). Dit geldt zowel bij paroxysmaal als bij persisterend atriumfibrilleren.
2Een belangrijk deel van de behandeling bestaat dan ook uit preventie van beroertes door antitrombotische farmacotherapie. Deze behandeling betreft orale antistolling (cumarinederivaten) of trombocytenaggregatieremmers (acetylsalicylzuur). Bij een hoog risico op beroerte (≥ 4% zonder gebruik van antitrombotische medicatie) moet men met orale antistolling behandelen. Bij een laag risico volstaat acetylsalicylzuur.
3 …