In deze studie (noot a) is onderzocht wat de jaarprevalentie was van kindermishandeling in 2010, hoe dit getal zich verhoudt tot de prevalentie in 2005 en wat de belangrijkste risicofactoren waren. Ruim 1100 beroepskrachten die in verschillende sectoren met kinderen te maken hebben, is gevraagd alle gevallen van kindermishandeling te rapporteren. Ook zijn alle kinderen geteld die gemeld waren bij de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling in 2010. Verder hebben bijna 2000 middelbare scholieren gerapporteerd over mishandeling. De prevalentieschatting op basis van informantenrapportages en AMK-meldingen kwam neer op 34 per 1000 (bijna 119.000) kinderen. De toename (68%) in het aantal AMK-meldingen van 2005-2010 was opvallend. De prevalentieschatting op basis van zelfrapportage was 99 per 1000, hetzelfde aantal als in 2005. Gezinnen met (zeer) laag opgeleide ouders, werkloze ouders, eenoudergezinnen, gezinnen met drie of meer kinderen en stiefgezinnen hadden een groter risico op kindermishandeling. Ook allochtone achtergrond betekende een verhoogd risico. Voor gezinnen van Marokkaanse, Turkse, Surinaamse, of Antilliaanse herkomst viel dat extra risico weg als rekening werd gehouden met het gemiddeld lagere opleidingsniveau. De toegenomen aandacht voor kindermishandeling in de afgelopen jaren heeft geleid tot een toename in het aantal (AMK-)meldingen, maar niet tot een merkbare daling in het aantal slachtoffers.