Het is zondagavond en de telefoon gaat. Ik wil niet opnemen. Het is de tijd waarop de headhunters zich aandienen. Alsof ze gebruik willen maken van de natuurlijke drempel om na het weekend de dagelijkse routine op te nemen. Mijn kop eraf als het niet zo is. En ja hoor. Ditmaal geen opgewonden management-babbel, maar een sonore bariton, die al filosoferend aanschuift. Het lijkt niet te gaan om mij, mijn vermeende unieke kwaliteiten en mijn loopbaan. Dat komt althans niet aan de orde. In een brede spiraal daalt de man neer van het wereldheil naar de manier waarop wij in Nederland onze arbeidsverhoudingen inrichten. Compacte uitspraken over gewenste situaties gevolgd door een dwingend zwijgen dringen mij het gevoel op dat ik aanzienlijk in gebreke blijf in mijn maatschappelijke plicht. Ik trap er in. Wat dan wel van mij verwacht mag worden. Nog komt hij niet direct terzake. Inzet van mijn persoonlijke resources. Wat? Nou, of ik niet te porren ben voor die en die baan. Nu is híj er in getrapt, want we spreken inmiddels een taal die ik beheers.