Inleiding Urineweginfecties (UWI’s) komen vaak voor in de huisartsenpraktijk. De onderzoekers bekeken de kosteneffectiviteit van verschillende strategieën om de diagnose urineweginfectie te stellen.
Methoden De onderzoekers ontwikkelden beslisbomen voor zestien diagnostische strategieën, waarbij ze gegevens gebruikten van 196 vrouwen die een anamnese, onderzoek met een urinestick, sediment en dipslide ondergingen, én bij wie een urinekweek (de gouden standaard) werd afgenomen. Ze maakten een schatting van het percentage correcte diagnoses, de kosten per strategie en de kosteneffectiviteit bij verschillende drempelwaarden (het maximale bedrag dat de maatschappij bereid is te betalen per correcte diagnose) per strategie.
Resultaten Voor drempelwaarden tot € 10 per correcte diagnose had een urinestick bij een positieve anamnese (pijnscore ≥ 3 op een vierpuntsschaal) de grootste kosteneffectiviteit; tussen € 10 en € 17 was dit gelijktijdige uitvoering van anamnese en urinestick; tussen € 17 en € 118 verrichting van het sediment wanneer anamnese en urinestick opeenvolgend negatief zijn; en voor drempelwaarden hoger dan - € 118 een urinestick volgend op een negatieve anamnese, gevolgd door een dipslide als de urinestick negatief was.
Conclusie Bij drempelwaarden hoger dan € 17 per correcte diagnose is de meest bruikbare strategie om de diagnose UWI te stellen verrichting van het sediment wanneer anamnese en urinestick opeenvolgend negatief waren. Deze strategie komt overeen met de voorkeursstrategie uit de NHG-Standaard. Wanneer huisartsen het sediment niet onder optimale omstandigheden kunnen uitvoeren, moeten ze kiezen voor de dipslide.