In 1969 verschijnt Medische Macht en Medische Ethiek van de psychiater Jan Hendrik van den Berg. Het is een van de eerste Nederlandstalige boeken over medische ethiek en veroorzaakt direct veel opschudding. Van den Berg schuwt controversiële onderwerpen niet en neemt duidelijk stelling in nog steeds actuele thema’s als euthanasie en de zelfgekozen dood. Daarnaast tornt Van den Berg aan enkele andere ‘zekerheden’; zo meent hij dat de ethische argumenten waarop dokters hun behandelbeslissingen baseren, niet altijd meer voldoen. Het gaat dan met name om die patiënten bij wie door de inzet van technologie (‘medische macht’) het leven kan worden gerekt. De vraag is echter of dit altijd wenselijk is. Zo beschrijft Van den Berg een casus van een jongen van twintig jaar oud, onvolgroeid, zijn hele leven bedlegerig, met een waterhoofd, niet tot communicatie in staat, kortom: ‘geheel mislukt’.[1] Er is net een ‘slangetje’ aangebracht, om de patiënt te kunnen voeden en hem te behoeden voor longontsteking. Van den Berg: