De helft van de zelfstandig wonende kwetsbare ouderen ontvangt geen thuiszorg (huishoudelijke hulp, persoonlijke verzorging of verpleegkundige hulp) uit de Wmo of AWBZ. Onderzocht is welke kwetsbare ouderen geen Wmo/AWBZgefinancierde thuiszorg ontvangen en wat de determinanten van niet-gebruik zijn. De gebruikte gegevens zijn afkomstig van 310 zelfstandig wonende kwetsbare personen van 65 jaar en ouder. Kwetsbaarheid werd vastgesteld met de Tilburg Frailty Indicator (TFI). De analyses tonen dat niet-gebruikers gemiddeld jonger zijn en vaker samenwonen met huisgenoten dan kwetsbare ouderen die thuiszorg ontvangen. Ook de aanwezigheid van informele hulp vergroot de kans dat geen professionele thuiszorg geboden wordt. De kans op thuiszorg is hoger bij de aanwezigheid van ernstige lichamelijke beperkingen, bij ouderen met een voorkeur voor hulp door een zorginstelling en bij een ziekenhuisopname. Het ontbreken van Wmo/AWBZ-gefinancierde thuiszorg hoeft niet altijd een probleem te zijn voor zelfstandige kwetsbare ouderen. Niet alle kwetsbare ouderen hebben zulke ernstige beperkingen dat verzorging nodig is. Bovendien regelt een deel van de ouderen zelf informele of particuliere hulp. De kwetsbare ouderen zonder thuiszorg in deze studie hadden bijna allemaal recent contact met een hulpverlener uit het (para-)medische circuit. Deze hulpverleners (met name de huisarts) kunnen een rol spelen bij de monitoring van zelfstandig wonende kwetsbare ouderen.