Er zijn ouders die kinderen onvoldoende veiligheid en stabiliteit kunnen bieden, waardoor zij niet in hun gezin kunnen opgroeien. Een groot deel van deze uithuisgeplaatste kinderen komt terecht in een pleeggezin. Het gedrag van een aantal van hen is echter voor pleegouders te moeilijk om langdurig te hanteren. De praktijk is nu dat deze kinderen totdat ze volwassen zijn meerdere plaatsingen meemaken in pleeggezinnen en/of residentiële leefgroepen. Hun levensloop kenmerkt zich door instabiliteit en discontinuïteit. Van belang is dat deze kinderen inhuisgeplaatst worden in professionele gezinnen of gezinshuizen, waar ze langdurig kunnen opgroeien.
Hier ligt een bijzondere taak voor gemeenten, die met de aanstaande transitie ook hier een transformatie kunnen bewerkstelligen. Mariska van der Steege geeft drie heldere aanbevelingen hoe gemeenten kunnen handelen om de maatschappelijke schade van uithuisplaatsingen te verminderen.