Het ziektebeeld progressieve supranucleaire parese (PSP) werd ruim 50 jaar geleden voor het eerst beschreven als een combinatie van een progressieve valneiging, stoornissen in de supranucleaire (centraal gestuurde, geconjugeerde) oculomotoriek, parkinsonisme en cognitieve achteruitgang ten gevolge van neurodegeneratie in hersenstam, diencephalon en basale ganglia. Het neuropathologisch substraat bleek later te bestaan uit abnormaal gevormde tau-eiwitaggregaten, die ook worden gezien bij ziekten die zich primair kenmerken door stoornissen in cognitie en gedrag, zoals frontotemporale dementie. Onderzoek naar oorsprong en ontwikkeling van deze tauopathieën heeft bijgedragen aan onze snel groeiende kennis van pathologische veroudering op het grensvlak van motoriek, cognitie en gedrag. Op basis van deze nieuwe inzichten is er nu goede hoop op ziekteremmende behandelmogelijkheden.