Het idee dat functies gelokaliseerd zijn in discrete centra is voortgekomen uit onderzoek van patiënten met gelokaliseerde hersenlaesies (hersentrauma, CVA, tumoren). Hierbij concludeerde men ten onrechte dat, wanneer een laesie een bepaalde stoornis veroorzaakt, de betreffende functie dan ook op die plek moet zitten. Later is gebleken dat alleen primaire, dat wil zeggen elementaire functies een concrete lokalisatie met een specifieke ordening hebben (zoals in de primaire visuele, akoestische, tactiele of motorische schors). Bij activiteiten in het dagelijks leven (een verhaal vertellen, pianospelen, koffie zetten) werken bijna altijd meer hersengebieden samen: een neuraal ensemble of netwerk. Het idee van centra is verouderd. Bij het autorijden sturen beide armen (motorische schors), houden we de witte streep in de gaten en lezen de verkeersborden (visuele schors), we horen de fileberichten, TomTom of fietsbel (akoestische schors), voelen de pedalen (sensibele schors). De bijdragen van deelgebieden in het totale neurale ensemble is vaak logisch. Onderzoek met beeldvormende technieken heeft echter ook nieuwe gegevens opgeleverd, bijvoorbeeld prefrontale activiteit wanneer de taak niet vertrouwd is, activiteit in de visuele schors bij het vertellen van een verhaal, betrokkenheid van het cerebellum bij het leren van nieuwe vaardigheden. De huidige hersenkaarten zijn minder gedetailleerd en laten meer ruimte dan de kaarten uit de jaren dertig.