Deze retrospectieve studie werd verricht om inzicht te krijgen in de symptomen, de bevindingen bij radiologisch onderzoek, de complicaties van de chirurgische interventie en de uiteindelijke resultaten bij 97 kinderen geopereerd in een periode van elf jaar aan een malrotatie zonder andere congenitale aandoeningen. Ten tijde van de chirurgische interventie waren van deze 97 kinderen 55 jonger dan zes weken (de jongere kinderen). Zij presenteerden zich vaker met gallig braken, in tegenstelling tot oudere kinderen die zich vaak met niet-gallig braken of voedingsproblemen presenteerden. Kinderen jonger dan zes weken werden meer acuut geopereerd en er was vaker sprake van volvulus. Twee kinderen met een resulterend kortedarmsyndroom overleden. De klachten verdwenen bij 73 (76,8%) van de 95 overblijvende kinderen. Bij de jongere kinderen verdwenen de klachten significant vaker dan bij de oudere kinderen. Bij de kinderen met een bewezen gastro-oesofageale reflux vóór operatieve interventie persisteerden de klachten postoperatief statistisch significant in meer gevallen. Alhoewel er veel discussie blijft over de indicatie tot chirurgische interventie bij oudere kinderen zonder tekenen van vasculaire problemen, kan gesteld worden dat ‘failure to respond to radiographic evidence of malrotation could be considered malpractice if volvulus was to occur subsequently’. Om deze reden is het aangewezen bij elke patiënt met een radiologisch aangetoonde malrotatie van de dunne darm een diagnostische laparoscopie te verrichten, zeker onder de leeftijd van drie maanden.