In dit hoofdstuk worden verschillende methodieken besproken waar in supervisie gebruik van wordt gemaakt: zelfrapportage, procesnota’s en supervisieprotocol, audio- of video-opnames, transcriptmateriaal, interpersonal process recall en videofeedback, livesupervisie, rollenspel en inoefenen van vaardigheden zoals casusconceptualisatie. De keuze voor een methodiek wordt ingegeven door de voorkeuren van de supervisor, die meebepaald worden door: diens eigen psychotherapeutische oriëntatie; de traditie binnen het opleidingsinstituut; de leerdoelen die de supervisor of het opleidingsinstituut wil dat de supervisant bereikt; de leerdoelen van de supervisant; het ontwikkelingsniveau van de supervisant; de feitelijke mogelijkheden van de werkcontext van de supervisant; en de leerdoelen van de supervisor voor zichzelf als supervisor. Naast de methodiek kiest de supervisor ook telkens een focus voor het bewerken van de competentiedomeinen of leerdoelen: de interventies, de casusconceptualisatie of de persoonsgebonden factoren van de supervisant. Voor elk van deze bewerkingswijzen bieden de verschillende methoden eigen ingangswegen met voor- en nadelen.