Soeteman RJH. Mij mankeert niets. Ervaringen van huisartsen tijdens en na een ramp. Huisarts Wet 2006;49(6):299-303.
Over de gevolgen van grootschalige rampen voor de huisarts is weinig bekend. Na de Enschedese vuurwerkramp heeft de auteur, zelf huisarts te Enschede, gesprekken gevoerd met zeven collega’s, die schade hadden aan huis of praktijk dan wel betrokken waren bij de hulpverlening tijdens en/of na de ramp. Deze huisartsen hadden de ramp als een ingrijpende gebeurtenis ervaren. In de acute fase van de ramp hadden zij moeite gehad met hun onverwachte rol als hulpverlener; in de fase na de ramp moesten zij de overheid ervan overtuigen dat hun rol bij hulpverlening aan de getroffenen van groot belang zou worden. Immers, alle getroffenen waren reeds bij hen bekend.
De huisartsen lieten de slachtoffers veelal hun verhaal vertellen. Het praten over de ramp gaf een gevoel van verbondenheid: huisarts en patiënt hadden hetzelfde meegemaakt. De ondersteuning aan huisartsenpraktijken werd opgezet door de huisartsen zelf. Deze ondersteuning bestond onder andere uit het inzetten van waarnemers en administratieve hulp, en uit het organiseren van nascholing voor huisartsen en praktijkassistenten.
De huisartsen hadden moeite zichzelf als slachtoffer van de vuurwerkramp te beschouwen. Zij vonden, dat anderen, patiënten, sterker door de ramp waren getroffen dan zijzelf. Een van hen sprak met enige ironie van het ‘mij mankeert niets’-syndroom.