Maarsingh OR, Henry Y, van de Ven PM, Deeg DJH. Minder sterfte doorcontinuïteit van zorg. Huisarts Wet 2017;60(3):122-4.
Achtergrond
Continuïteit van zorg is een grondbeginsel van de huisartsgeneeskunde, maar de harde effecten ervan zijn beperkt onderzocht. Wij onderzochten in een cohort ouderen of er een samenhang is tussen continuïteit van zorg en overlijden.
Methode
Onze onderzoekspopulatie bestond uit 1712 deelnemers van 60 jaar en ouder aan de Longitudinal Aging Study Amsterdam (LASA). De deelnemers zijn over een periode van 17 jaar (1992-2009) zesmaal geïnterviewd in driejaarlijkse cycli. Uit gegevens van het bevolkingsregister (peildatum november 2013) berekenden we de overlevingsduur, dat wil zeggen de periode tussen het laatste interview en de datum van overlijden. Continuïteit van zorg definieerden we als de duur van de behandelrelatie(s) tussen de patiënt en diens huisarts(en). Als maat daarvoor namen we de continuity of care-index (COC-index), oplopend van laag (0,001-0,500), laaggemiddeld (0,501-0,556) en hooggemiddeld (0,557-0,999) tot maximaal (1,000: steeds dezelfde huisarts). Met de Cox-regressieanalyse onderzochten we de associatie tussen de COC-index en de overlevingsduur, rekening houdend met bekende confounders zoals roken, alcoholgebruik en chronische ziekte.
Resultaten
Van de 1712 ouderen hadden er 742 (43,3%) de maximale COC-index en 370 deelnemers (21,6%) een lage COC-index. Laatstgenoemde groep had een significant grotere kans om te overlijden dan de eerstgenoemde (hazard ratio 1,20; 95%-BI 1,01 tot 1,42). Confounders hadden geen doorslaggevende invloed.
Conclusie
Lage continuïteit van zorg in de huisartsenpraktijk is geassocieerd met hogere mortaliteit bij ouderen. Die continuïteit staat echter door maatschappelijke ontwikkelingen onder druk. Het groeiende bewijs dat continuïteit van zorg écht werkt, is een wake-up call voor patiënten, huisartsen, onderzoekers en beleidsmakers.