Nelissen-Vrancken HJMG, Eimers JM, Versteeg E. Minimale interventiestrategie voor stoppen met benzodiazepinen. Berichten uit de praktijk. Huisarts Wet 2006;49(2):92-5.
Inleiding Onderzoekers van het UMC St. Radboud ontwikkelden enkele jaren geleden een minimale interventiestrategie voor het stoppen van langdurig benzodiazepinegebruik in de huisartsenpraktijk. DGV, het Nederlands instituut voor verantwoord medicijngebruik, heeft diverse activiteiten ontplooid ter bevordering van de landelijke implementatie van deze interventiestrategie.
Achtergrond Uitgangspunt bij de implementatieactiviteiten was de inspanning van de huisarts te beperken door een beroep te doen op de eigen verantwoordelijkheid van de benzodiazepinegebruiker, samen te werken met de apotheker en taken naar de praktijkassistent/ondersteuner te delegeren. Daarvoor ontwikkelden we een serie werkmaterialen en diverse hulpmiddelen en bevolen we deze aan bij huisartsen en apothekers.
Belangrijkste kwaliteitsmaat De mate van verminderd benzodiazepinegebruik bij langdurige gebruikers.
Interventie Vijfendertig FTO-groepen voerden de interventie uit met het werkmateriaal en onder begeleiding van DGV-adviseurs. Bij vijf FTO-groepen onderzochten we uitgebreid de mate van verminderd benzodiazepinegebruik.
Effecten De resultaten waren vergelijkbaar met die van het Nijmeegse onderzoek. Ruim 20% van de ontvangers van de stopbrief stopte zelfstandig met het langdurig benzodiazepinegebruik. Hoe lager het gebruik vóór de stopbrief, hoe groter het percentage stoppers. Bij de niet-stoppers nam het gebruik met gemiddeld 18% af.
Leerpunten De minimale interventiestrategie is ook in de eigen praktijk met behulp van de ontwikkelde werkmaterialen toepasbaar. Een goede motivatie en samenwerking tussen huisartsen en apothekers vormen een geschikte basis.