Achtergrond
De Minnesota Multiphasic Personality Inventory - 2 (MMPI-2), wereldwijd het meest onderzochte en gebruikte instrument binnen de klinische psychologie, is in 1993 voor Nederland vertaald en genormeerd. Mede op basis van een exploratief vergelijkend onderzoek wordt in de handleiding van het instrument gesuggereerd dat de ontwikkelde normgroep onvoldoende aansluit bij het allochtone deel van de Nederlandse bevolking. Allochtonen zouden in vergelijking met de Nederlandse normgroep veel hoger scoren op de MMPI-2, met het gevaar op overpathologiseren als gevolg. Het verzamelen van aparte MMPI-2 normen voor verschillende groepen Nederlanders van buitenlandse afkomst wordt door de auteurs daarom als een noodzaak beschouwd. In het huidige onderzoek wordt het belang van deze aparte normen onderzocht. Nagegaan wordt in hoeverre de MMPI-2 scores van Turkse Nederlanders verschillen van de Nederlandse normgroep. Ook wordt nagegaan waar eventuele verschillen mee te maken hebben.
Methode
In totaal 214 Turkse Nederlanders (algemene, niet-klinische populatie) vulden naast enkele vragen naar demografische variabelen, de SCL-90 en de MMPI-2 in. De gemiddelde scores werden vergeleken met die van de Nederlandse normgroep, ook nadat de twee groepen op basis van leeftijd, sekse en opleiding één-op-één aan elkaar waren gematcht.
Resultaten
Op 8 van de 13 validiteit- en klinische hoofdschalen van de MMPI-2 (L, 1, 2, 3, 4, 7, 8, 9) scoorden de Turkse Nederlanders klinisch significant hoger dan de Nederlandse normgroep, terwijl er tussen de twee groepen geen verschil gevonden werd in het actuele niveau van klachten en psychopathologie.
Conclusie en implicaties voor de praktijk van de GZ-psycholoog
De huidige Nederlandse MMPI-2 normgroep vormt geen adequate referentiegroep voor de Turkse Nederlanders en aparte MMPI-2 normen voor deze groep blijken inderdaad nodig te zijn. De GZ-psycholoog doet er voorlopig goed aan lichte tot matige verhogingen op bovenstaande MMPI-2 schalen bij Turkse Nederlanders niet te snel te pathologiseren.