Bij de heer De Groot, 55 jaar, werd twee jaar geleden de diagnose reumatoïde artritis gesteld. Hoewel de ziekte vooral de eerste maanden een ernstig en agressief beloop had, bleek de behandeling goed aan te slaan en na enkele maanden werd er zelfs nauwelijks ziekteactiviteit geregistreerd. Helaas stelt de reumatoloog nu, twee jaar na de diagnose, bij een controlebezoek een terugval vast. Als eerste valt op dat meneer wat moeilijk loopt en enigszins gezwollen handgewrichten heeft. Hij zegt de laatste maand weer wat pijn en weinig energie te hebben en na een halve dag werken al erg moe te zijn. Hij slaapt slecht en maakt zich grote zorgen over het weer actief worden van de ziekte. Hij kan er niet over uit dat dit hem juist moet overkomen nu hij weer parttime is gaan werken. Door zijn ziekte heeft hij zijn vooraanstaande positie binnen het ICT-bedrijf al moeten opgeven en werd hij afgescheept met wat kleinschalige projecten. Hij maakt een sombere indruk en zegt nogal geïrriteerd te zijn over het feit dat hij niets meer kan. Hij mist vooral de contacten met zijn vroegere medewerkers en de internationale relaties uit zijn vroegere functie. De laatste maand is hij opvliegend en zijn er toegenomen spanningen in de relatie met zijn veel jongere vrouw.