Kestens C, Van Hillegersberg R, Siersema PD. Oesofaguscarcinoom. Huisarts Wet 2014;57(1):34-8.
Het slokdarm- of oesofaguscarcinoom komt in westerse landen steeds vaker voor. De stijging komt vooral op het conto van adenocarcinomen, met barrettoesofagus als belangrijke risicofactor. Door nieuwe behandeltechnieken is de overleving voor zowel het adeno- als het plaveiselcelcarcinoom wel verbeterd, maar de mortaliteit blijft hoog. Als de tumor niet is ingegroeid in vitale organen en nog geen metastasen heeft ontwikkeld, is chirurgische resectie de aangewezen behandeling. Minimaal invasieve technieken zijn daarbij sterk in opmars, maar veelal voorbehouden aan gespecialiseerde centra. Neoadjuvante radio- en chemotherapie voor de operatie vergroot de overlevingskans.
Patiënten in een vergevorderd stadium of met een slechte algemene conditie krijgen een individuele palliatieve behandeling, bestaande uit chemotherapie, al dan niet gecombineerd met radiotherapie. Bij dysfagie kan een stent worden geplaatst, zodat eten mogelijk blijft.