Schermer T, Quanjer Ph. Opsporen van COPD in de huisartsenpraktijk: wie is er eigenlijk ziek? Huisarts Wet 2007;50(8):85-9.De huidige COPD-richtlijnen, waaronder de NHG-Standaard COPD en de Global Initiative on Obstructive Lung Disease (GOLD), adviseren om luchtwegobstructie vast te stellen aan de hand van een ‘vaste’ afkapwaarde van 0,70 voor het quotiënt van de éénsecondewaarde en de geforceerde vitale longcapaciteit (FEV1/FVC). Steeds meer onderzoek laat echter zien dat deze benadering een aanzienlijk percentage foutpositieve uitslagen tot gevolg heeft, vooral in de categorie lichte tot matig ernstige obstructie. Daarnaast adviseren de richtlijnen om het FEV1, uitgedrukt als percentage van de voorspelde waarde, te gebruiken als maat voor de ernst van de obstructie. Ook deze werkwijze leidt tot vertekening: kleine mensen en ouderen, en vooral ouderen die klein zijn, lijken een abnormaal laag FEV1 te hebben terwijl zij feitelijk géén respiratoire afwijking hebben. Er is dus behoefte aan betere regels om de aanwezigheid en de ernst van luchtwegobstructie vast te stellen. Dit geldt in het bijzonder voor de huisarts, die vooral te maken heeft met de vroege stadia van COPD. Een eerste stap naar een betere classificatie van luchtwegobstructies zou zijn om, in plaats van een vaste waarde, de ‘ondergrens van normaal’ (LLN) voor het quotiënt FEV1/FVC als criterium te gebruiken.