Voeden en vasten zijn elkaars metabole uitersten. Prandium betekent `ontbijt' in het Latijn en de postprandiale periode is de tijdspanne waarin ingenomen voedingsstoffen hun weg vinden naar doelorganen. Veel van de directe effecten van voeden vinden dan ook plaats in deze eerste vijf tot zes uur na een maaltijd. Het ontbijt, verantwoordelijk voor circa 20 % van de dagelijkse energie-inname, is de meest onderzochte maaltijd in de voedingswetenschap. Vasten leidt daarentegen tot een universele insulineresistentierespons, met als doel het lichaam, en de eiwitmassa in het bijzonder, zo lang mogelijk te beschermen tegen katabolie ten tijde van voedselschaarste. De processen die optreden in de postprandiale periode en bij vasten geven veel inzicht in processen die ook een rol spelen bij ziekte. Insulineresistentie door ondervoeding of obesitas zal effecten hebben op het verloop van de postprandiale periode. Zo wordt postprandiale hyperglykemie al lang als een risicofactor voor hart- en vaatziekten gezien. Dit hoofdstuk geeft inzicht in de relevantie en dynamiek van de postprandiale periode en biedt handvatten voor interventies voor de klinische praktijk en onderzoek.