Rusteloosheid, dwalen, apathie of ontremd gedrag zijn voorbeelden van probleemgedrag, ook wel onbegrepen gedrag genoemd. Veel instellingen in de intramurale ouderenzorg hebben nog regelmatig geen goed antwoord op hoe het beste met dit gedrag kan worden omgegaan. Ook bij thuiswonende patiënten komt probleemgedrag voor. Dit kan velerlei oorzaken hebben, maar vooral patiënten met een neurocognitieve aandoening (dementie, delier) die vergezeld gaat met uitingsproblemen (bijvoorbeeld niet kunnen vertellen dat er pijn, verveling, overprikkeling of angst is) krijgen ermee te maken. Goede diagnostiek, de naasten erbij betrekken, zicht hebben op de gebeurtenissen in de levensloop en behandeling van onderliggend somatisch lijden, vormen uitgangspunten in de behandeling en begeleiding. Nog vaak wordt probleemgedrag behandeld met antipsychotica, antidepressiva en benzodiazepinen, terwijl de neveneffecten van deze middelen soms erger zijn dan de kwaal. Op patiëntoverstijgend niveau zijn de visie en organisatie van de instelling, alsmede de opleidingsgraad van het personeel beïnvloedende factoren.