De essentiële kenmerken van de obsessieve-compulsieve stoornis of dwangstoornis zijn de steeds terugkerende dwanggedachten en of dwanghandelingen.
Dwanggedachten (obsessies)
zijn ideeën, gedachten, beelden of flitsen die steeds terugkeren of aanhouden en die aanzienlijke angst en ongemak oproepen. Ze worden ervaren als onvrijwillig, intrusief, zinloos en verwerpelijk, maar uiteindelijk toch als een product van de eigen persoon. De gedachten vertonen geen overeenkomst met getob over werkelijke problemen. Voorbeelden van veel voorkomende dwanggedachten zijn onder andere, sterk aanhoudende impulsen om een familielid, waarvan men erg houdt, te doden; onophoudelijke zorgen over stof en bacteriën en de mogelijkheid van besmetting of infecties; onophoudelijke zorg over mogelijke inbraken, een ontploffing, een overstroming, het uitbreken van brand, of een andere ramp; steeds terugkerende gedachten over iets niet goed afgehandeld te hebben terwijl men eigenlijk weet dat dit niet klopt; godslasterlijke gedachten bij een religieus persoon; een aanhoudende vrees iets te verliezen terwijl het object nauwelijks tot geen echte waarde heeft; het idee dat het alleen maar goed is wanneer sommige voorwerpen op een bepaalde plaats of in een bepaalde volgorde staan; overmatig zorgen maken over het optreden van bepaalde (onhoorbare) geluiden, woorden, cijfers of beelden.