Schermer T, Leenders J, In ‘t Veen H, Van den Bosch W, Wissink A, Smeele I, Chavannes N. Pulsoximetrie: indicaties en observaties bij COPD. Huisarts Wet 2010;53(6):306-12.
Doel
Ons onderzoek had drie doelen. Ten eerste: achterhalen voor welke indicaties huisartsen pulsoximetrie – dat wil zeggen, het bepalen van de SpO2 – zinvol vinden. Ten tweede: analyseren wat een SpO2-bepaling oplevert bij COPD-patiënten. Ten derde: bepalen in hoeverre de SpO2 een goede maat is voor de ernst van de COPD.
Methode
Wij voerden drie afzonderlijke deelonderzoeken uit. Voor ons eerste deelonderzoek interviewden wij elf huisartsen en voerden daaraan aansluitend een consensusprocedure uit volgens de delphimethode. Voor ons tweede deelonderzoek noteerden negen huisartsen de SpO2-waarden en klinische gegevens van 88 COPD-patiënten die zich bij hen meldden met een exacerbatie. Het derde deelonderzoek was een analyse van de SpO2- en spirometriewaarden en klinische gegevens van 207 patiënten met stabiel COPD, verzameld gedurende twee maanden in één huisartsenlaboratorium.
Resultaten
De elf geïnterviewde huisartsen bleken hun pulsoximeter te gebruiken voor veertien acute en elf niet-acute indicaties. De pulsoximeter had volgens hen de meeste waarde bij acute (verergering van) dyspneu, bij verdenking op respiratoire insufficiëntie en bij COPD. Van de 88 COPD-patiënten met exacerbaties uit het tweede deelonderzoek had 22% een SpO2 ≤92%. De correlatie tussen de FEV1 als percentage van de voorspelde waarde en de SpO2 was bij deze patiënten r = 0,55 (p = 0,002). In het derde deelonderzoek vonden wij een SpO2 ≤92% bij 13 (6,3%) van de 207 stabiele COPD-patiënten. De SpO2- waarden in deze groep bleken niet gerelateerd aan de FEV1, maar wel aan de MRC-dyspneuscore (p = 0,019).
Conclusies
Huisartsen vinden pulsoximetrie zinvol in een breed scala van situaties, zowel acute als niet-acute. Bij COPD-patiënten lijkt pulsoximetrie vooral toegevoegde waarde te hebben voor patiënten met ernstige luchtwegobstructie of exacerbatie, en als monitoring wanneer er sprake is van inspanningsgerelateerde beperkingen.