Kortekaas MF, Meijer A, Van de Pol AC, De Wit NJ. RCT’s in de huisartsgeneeskunde, 1990-2010. Huisarts Wet 2012;55(11):486-91.
ACHTERGROND
In de huisartsgeneeskunde wordt steeds meer wetenschappelijk onderzoek gedaan, maar niet naar alle aandoeningen in gelijke mate. Wij analyseerden de thematische ontwikkeling van gerandomiseerde gecontroleerde trials (RCT’s) in de huisartsgeneeskunde, en gingen na in hoeverre de onderzochte onderwerpen aansloten op de klinische praktijk.
METHODE
In de MEDLINE-database voerden wij een gestructureerde search uit naar huisartsgeneeskundige RCT’s uit de periode 1990-2010. Wij rubriceerden de gevonden publicaties naar jaar, land van herkomst, onderzoeksopzet, tijdschrift en impactfactor. De onderzoeksthema’s categoriseerden we aan de hand van de hoofdstukken in de International Classification of Primary Care (ICPC).
RESULTATEN
In totaal vonden wij 1935 relevante RCT’s. Hun aantal nam toe van 50 per jaar in 1990 tot 170 in 2009; de mediane impactfactor van de tijdschriften waarin ze werden gepubliceerd, bewoog zich tussen 2,2 en 3,7. De meeste publicaties waren afkomstig uit de Verenigde Staten (28%), Groot-Brittannië (26%) en Nederland (10%). De meeste RCT’s behandelden een onderwerp uit de ICPC-hoofdstukken P (psychisch, 28%), K (circulatoir, 13%), A (algemeen, 13%), T (endocrien/metabool, 11%) en R (respiratoir, 10%). Dit is niet geheel in overeenstemming met de verdeling van de morbiditeit in de Nederlandse eerstelijns praktijk. Met name de ICPC-hoofdstukken S (huid en subcutis), X (geslachtsorganen vrouw), W (zwangerschap), F (oog) en D (tractus digestivus) waren ondervertegenwoordigd.
CONCLUSIE
Het aantal gepubliceerde RCT’s in de huisartsgeneeskunde is in de afgelopen twintig jaar gestegen, maar de verdeling van onderzochte thema’s sluit nog niet goed aan op die in de huisartsenpraktijk. Het zou geen kwaad kunnen eens goed te kijken naar de ‘lacunebak’ van het NHG.