Omdat de gemiddelde levensverwachting is gestegen – steeds meer mensen worden oud tot zeer oud, demografisch is de groep 100-jarigen de snelst groeiende leeftijdsgroep – zullen meer mensen geconfronteerd worden met chronische ziekten, vaak meerdere tegelijk. Mensen die een chronische ziekte krijgen, zullen daarmee langer leven als gevolg van ontwikkelingen in diagnostiek en behandeling.
1 Lange tijd was kanker vooral een levensbedreigende ziekte, geen chronische. Dat is niet meer zo. In de jaren negentig financierde minister Borst van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een programma dat chronische ziekten op de kaart zette in onderzoek, onderwijs en zorg. In het advies dat aan dit programma ten grondslag lag, uitgebracht in 1991, selecteerde de Raad voor Gezondheidsonderzoek zes chronische aandoeningen die zeer frequent voorkwamen en een zware ziektelast gaven.
2 Kanker werd uitdrukkelijk gerekend tot deze chronische ziekten, naast hart- en vaatziekten, diabetes mellitus, chronische aandoeningen van het bewegingsapparaat (reuma) en neurologische en psychiatrische aandoeningen.