Russo S, Korf J, Boon JC. Seronine anders bekeken. Huisarts Wet 2006;49(1):38-41.
De neurotransmitter serotonine bepaalt sinds de jaren zestig sterk de ontwikkeling van antidepressieve medicatie. Ondanks uitgebreid onderzoek is de betrokkenheid van serotonine bij de etiologie van depressie niet onomstotelijk bewezen. Serotonineproductie in de hersenen is sterk afhankelijk van de plasmaspiegel van het essentiële aminozuur tryptofaan. Tryptofaan kan worden afgebroken onder invloed van stresshormonen en ontstekingsprocessen. Dit verklaart waarom de serotonerge neurotransmissie bij somatische aandoeningen kan fluctueren. Deze verbanden zijn evolutionair geconserveerd, dat wil zeggen dat een specifiek gen behouden is gebleven in de loop van de evolutionaire ontwikkeling. Dieronderzoeken wezen uit dat een verlaagde serotonineproductie agressief gedrag veroorzaakt, wat consequenties heeft voor de sociale rang. Uit ons eigen onderzoek blijkt dat somatische patiënten met verlaagde tryptofaanspiegels met name lijden aan verhoogde irritatie, maar niet aan depressie. Dit pleit voor een andere rol van serotonine dan voorheen werd aangenomen. We bespreken de behandelconsequenties hiervan.