Sinds het verplicht stellen van de veiligheidsgordel is het aantal (geïsoleerde) sternumfracturen toegenomen. De heersende gedachte is dat de grote krachten die een sternumfractuur veroorzaken, ook bij een geïsoleerde fractuur kunnen zorgen voor schade aan onderliggende organen. Ondanks de toename van geïsoleerde sternumfracturen weten we nog steeds niet of opname en monitoring van de patiënt noodzakelijk zijn.
Het doel van deze studie is het analyseren van het beloop en de complicaties van patiënten met een sternumfractuur. Hiervoor onderzochten wij retrospectief 92 patiënten met een sternumfractuur. Bloeduitslagen, afwijkende bevindingen op het ECG en een eventuele echocardiogram werden geëvalueerd.
In 55,6% was een verkeersongeval de oorzaak. In 33% was er sprake van een geïsoleerde fractuur van het sternum. Bij acht patiënten (8,7%) werden afwijkingen geconstateerd op het ECG. 66,1% van de patiënten had een normale troponinewaarde bij laboratoriumcontrole. Er werd negenmaal (10%) een echocardiogram vervaardigd, die in één geval (1%) een matige pericardeffusie toonde.
Uit dit retrospectief cohort blijkt dat cardiale complicaties na een sternumfractuur zeldzaam zijn. Indien aanwezig, zijn deze direct op het ECG waarneembaar. Wij menen dat het observeren van patiënten met een sternumfractuur niet noodzakelijk is en cardiale monitoring zeker overbodig, mits zich geen afwijkingen laten zien bij de opvang. Hierbij zijn wij van mening dat het ECG leidend is als aanvullend onderzoek.
Wij hopen met bijgevoegde flowchart duidelijkheid te creëren over de vraag hoe om te gaan met patiënten met (geïsoleerde) sternumfracturen.